Parkinson en voeding

Welke rol speelt voeding bij Parkinson?

De ziekte van Parkinson is een aandoening waarbij bepaalde zenuwcellen in de hersenen versneld afsterven. Deze zenuwcellen (neuronen) produceren de chemische stof dopamine. Wanneer een bepaald percentage neuronen is afgestorven, ontstaan er klachten en symptomen vanwege een tekort aan dopamine. Dopamine zorgt er namelijk o.a. voor dat de hersenen goed werken. Door een tekort aan dopamine kunnen je hersenen bijvoorbeeld spierbewegingen minder goed sturen.

Andere bekende klachten zijn traagheid, stijfheid en beven. Maar Parkinson geeft ook problemen die minder opvallen. Bijvoorbeeld trager denken, wisselende stemmingen, slecht slapen of moeite hebben met naar de wc gaan.

Bij de meeste mensen ontstaat de ziekte tussen de 50 en 70 jaar. Er is ook een groep mensen die Parkinson al voor het 40e levensjaar krijgt. De laatstgenoemde groep wordt de laatste jaren helaas steeds groter.


Oorzaak

Er zijn sterke aanwijzingen dat het gaat om een combinatie van een bepaalde erfelijke aanleg (genetische factoren) en invloeden van buitenaf (omgevingsfactoren). Bij 10 tot 15% van de parkinsonpatiënten blijkt erfelijke aanleg een rol te spelen. Bij 85% tot 90% spelen dus ook de omgevingsfactoren een rol (1). 

Meestal ontstaan de klachten als ongeveer 70% van het bepaalde soort zenuwcellen in de hersenen zijn afgestorven. Wat de oorzaak is van het sterven van die zenuwcellen is nog niet compleet duidelijk maar er zijn wel aanwijzingen. Het eiwit alpha-synucleïne speelt in ieder geval een grote rol. 


Alpha-synucleïne

Het is kenmerkend voor de ziekte van Parkinson dat in de hersenen opeenhopingen van samengeklonterd alpha-synucleïne eiwit – ook wel Lewy bodies – worden aangetroffen. Het samenklonteren van het eiwit speelt duidelijk een rol bij het afsterven van de specifieke soort zenuwcellen in de hersenen wat dopamine produceert (2).  


De darmen

Hoe komen deze eiwitklonteringen van alpha-synucleïne in de hersenen? Het lijkt te starten in de darm (2). Het deel van de hersenen waar deze klonteringen vaak het eerste ontstaan staat in direct contact met de darmen door de nervus vagus, een zenuw die van de hersenen naar de darmen loopt.  

Uit onderzoek weten we dat we wanneer we alpha-synucleïne uit de hersenen van Parkinson patiënten plaatsen in de darmen van ratten, het vervolgens vanuit de darmen van de ratten naar de hersenen van de ratten verplaatst wordt, via de nervus vagus. Deze ratten ontwikkelden vervolgens ook Parkinson (3). Ratten zijn natuurlijk geen mensen, maar we hebben ook onderzoek wat laat zien dat dit bij mensen ook het geval is.  

Oude biopsies van darmen van mensen die jaren later pas Parkinson ontwikkelden, laten zien dat er al alpha-synucleïne afzettingen in de darmwand zaten, al jaren voordat de diagnose überhaupt werd gesteld en voordat er symptomen aanwezig waren (4).  

Een ander onderzoek liet hetzelfde zien. De darmen van Parkinson patiënten onderscheiden zich door de grotere opbouw van alpha-synucliëne in de darmwand, deze afzettingen werden niet gezien in de darmen bij de controle groep zonder Parkinson (5).

 

Voeding en alpha-synucleïne.

Hoe komt die alpha-synucleïne terecht in de darmen? Vlees van varkens, koeien, vis en kip bevat alpha-synucleïne. Wanneer we vlees eten, eten we namelijk spieren, zenuwcellen en bloedcellen. Elke 500 gram vlees bevat ongeveer een theelepel tot een eetlepel bloed. Dat vormt een bron van alpha-synucleïne uit het dier en samen met ons lichaamseigen alpha-synucleïne zou dit mogelijkerwijs een samenklontering kunnen triggeren in de darmwand (2,6).  

Veel mensen eten vlees van koe, vis, varkens en kip. Maar slechts een kleine fractie ontwikkeld Parkinson. Er spelen dus nog andere factoren mee die ervoor zorgen dat alpha-synucleïne daadwerkelijk uit de voeding de hersenen binnendringt, klonteringen veroorzaakt, zenuwcellen stuk maakt en dat vervolgens de ziekte van Parkinson ontstaat door een tekort aan dopamine.  

De doorlaatbaarheid van de darm speelt waarschijnlijk een rol. Een grotere doorlaatbaarheid van de darm kan ervoor zorgen dat de alpha-synucleïne het bloed (en vervolgens de hersenen) kan binnendringen (2,7).

 

Doorlaatbaarheid van de darm

Onze darm kan door meerdere factoren meer doorlaatbaar worden. O.a. door stress, door ouderdom, door gifstoffen in ons milieu, pesticiden en bijvoorbeeld door een voedingspatroon met weinig vezels. Wanneer er te weinig groenten, fruit, bonen en volkoren granen in het voedingspatroon aanwezig zijn, en dus te weinig vezels, kan de darm meer doorlaatbaar worden. Hierdoor geeft onze darm meer stofjes door aan het bloed dan idealiter zou moeten kunnen. Hierdoor kunnen ziekteverwekkers, gifstoffen ons lichaam binnendringen. Daarnaast zorgt een voedingspatroon met weinig vezels ook voor minder variatie in onze darmbacteriën waardoor er meer ontsteking en inflammatie kan ontstaan (7).

undefined

Links een gezonde darmflora, rechts een darmflora waarbij de 'slechte' en 'goede' bacteriën uit balans zijn. Hierdoor wordt de darmwand meer doorlaatbaar, waardoor er stofjes lekken naar ons bloed die daar niet thuis horen en eigenlijk met de ontlasting mee hadden moeten gaan. De situatie rechts noemen we ook wel een 'leaky gut'.

De darmbacterie Prevotella

Parkinson patiënten hebben minder Prevotella in hun darm. Uit onderzoek blijkt dat Parkinson patiënten 77% minder Prevotella hadden dan de controlegroep zonder Parkinson. Darmen die te weinig Prevotella bevatten, worden beter doorlaatbaar waardoor er gifstoffen en ziekteverwekkers het bloed binnen kunnen treden vanuit de darm. Een darm die teveel doorlaat (ook wel leaky gut genoemd), wordt tevens in verband gebracht met afzetting van alpha-synucleïne in de darmwand (8).  

Hier is mogelijk een grote rol voor voeding weggelegd. Want Prevotella leeft van vezels uit de voeding en zorgt als bedankje voor het versterken van de darmbarrière. Dus meer vezels in de voeding, zorgt mogelijk voor meer aanwezigheid van Prevotella, vervolgens een sterkere darmbarrière en dus een darm die minder doorlaat én daarnaast minder afzettingen van alpha-synucleïne in de darm! (8)

 

Onbewerkt plantaardig dieet

Om de darm minder doorlaatbaar te maken zijn vezels nodig. Vezels zijn voeding voor de darmbacteriën die vervolgens ervoor zorgen dat de darm minder doorlaatbaar, minder ‘leaky’ wordt. Zo worden o.a. ziekteverwekkers en toxines in de darm gehouden en kunnen zij met de ontlasting mee de toiletpot in. Bovendien kan een vezelrijk dieet zorgen voor meer aanwezigheid van de bacterie Prevotella die erom bekend staat de darmbarrière extra te versterken en in verband wordt gebracht met minder alpha-synucleïne in de darmwand. Hoe meer onbewerkt plantaardig er wordt gegeten, hoe meer vezels je kunt toevoegen in je voedingspatroon.  

Er is ook nog een ander groot voordeel van onbewerkt plantaardig (of veganistisch) eten. Op deze manier krijg je veel meer vitaminen, mineralen, anti-oxidanten en fytonutriënten binnen die het lichaam én de hersenen beschermen (8).  

Bovendien vermijd je met een plantaardig voedingspatroon een externe inname van alpha-synucleïne wat in het vlees van koeien, varkens, kippen en vissen zit. Bij een onbewerkt plantaardig voedingspatroon vermijd je bovendien zuivel (kaas, slagroom, melk). Zuivel wordt in verband gebracht met de ziekte van Parkinson. Uit onderzoek weten we dat Parkinson veel minder voorkomt bij mensen met een veganistisch of plantaardig voedingspatroon (9, 10).


Lees ook mijn andere blogposts over Parkinson en voeding:
Dierlijke eiwitten en Parkinson
Zuivel en de ziekte van Parkinson


Wil je graag een persoonlijk voedingsadvies bij Parkinson? Ik help je graag verder! Als geregistreerd diëtiste word ik vergoed door je zorgverzekeraar. Je kunt hier contact met me opnemen.

 

Bronnen:

1.     Ball, N., Teo, W. P., Chandra, S., & Chapman, J. (2019). Parkinson's Disease and the Environment. Frontiers in neurology, 10, 218. https://doi.org/10.3389/fneur.2019.00218  

2.     Killinger, B. A., & Labrie, V. (2017). Vertebrate food products as a potential source of prion-like α-synuclein. NPJ Parkinson's disease, 3, 33. https://doi.org/10.1038/s41531-017-0035-z  

3.     Holmqvist, S., Chutna, O., Bousset, L., Aldrin-Kirk, P., Li, W., Björklund, T., Wang, Z. Y., Roybon, L., Melki, R., & Li, J. Y. (2014). Direct evidence of Parkinson pathology spread from the gastrointestinal tract to the brain in rats. Acta neuropathologica, 128(6), 805–820. https://doi.org/10.1007/s00401-014-1343-6  

4.     Shannon, K. M., Keshavarzian, A., Dodiya, H. B., Jakate, S., & Kordower, J. H. (2012). Is alpha-synuclein in the colon a biomarker for premotor Parkinson's disease? Evidence from 3 cases. Movement disorders : official journal of the Movement Disorder Society, 27(6), 716–719. https://doi.org/10.1002/mds.25020  

5.     Beach, T. G., Corbillé, A. G., Letournel, F., Kordower, J. H., Kremer, T., Munoz, D. G., Intorcia, A., Hentz, J., Adler, C. H., Sue, L. I., Walker, J., Serrano, G., & Derkinderen, P. (2016). Multicenter Assessment of Immunohistochemical Methods for Pathological Alpha-Synuclein in Sigmoid Colon of Autopsied Parkinson's Disease and Control Subjects. Journal of Parkinson's disease, 6(4), 761–770. https://doi.org/10.3233/JPD-160888  

6.     Svensson, E., Horváth-Puhó, E., Thomsen, R. W., Djurhuus, J. C., Pedersen, L., Borghammer, P., & Sørensen, H. T. (2015). Vagotomy and subsequent risk of Parkinson's disease. Annals of neurology, 78(4), 522–529. https://doi.org/10.1002/ana.24448  

7.     Perez-Pardo, P., Kliest, T., Dodiya, H. B., Broersen, L. M., Garssen, J., Keshavarzian, A., & Kraneveld, A. D. (2017). The gut-brain axis in Parkinson's disease: Possibilities for food-based therapies. European journal of pharmacology, 817, 86–95. https://doi.org/10.1016/j.ejphar.2017.05.042  

8.     Shah, S. P., & Duda, J. E. (2015). Dietary modifications in Parkinson's disease: A neuroprotective intervention?. Medical hypotheses, 85(6), 1002–1005. https://doi.org/10.1016/j.mehy.2015.08.018  

9.     McCarty M. F. (2001). Does a vegan diet reduce risk for Parkinson's disease?. Medical hypotheses, 57(3), 318–323. https://doi.org/10.1054/mehy.2000.1321 

10. Schoenberg, B. S., Osuntokun, B. O., Adeuja, A. O., Bademosi, O., Nottidge, V., Anderson, D. W., & Haerer, A. F. (1988). Comparison of the prevalence of Parkinson's disease in black populations in the rural United States and in rural Nigeria: door-to-door community studies. Neurology, 38(4), 645–646. https://doi.org/10.1212/wnl.38.4.645